nov 30 2022 - nov 30 2022

Wase Klompennijverheid

Wase klompnijverheid KLINGSPOOR De Klinge
Tot na de Tweede Wereldoorlog was de klompenmakerij erg belangrijk in het Waasland. Vele streekbewoners verdienden hun brood met deze ambachtelijke stiel.
Date
  • nov 30 2022 - nov 30 2022

Location
Wase Klompnijverheid De Klinge KLINGSPOOR

Het Waasland, het epicentrum van de klompenmakerij

De klompenmakerij was in het Waasland erg belangrijk van de 15e eeuw tot na de Tweede Wereldoorlog. Sint-Gillis-Waas (met zijn vier deelgemeenten) was het voornaamste centrum samen met alle dorpen in het oosten van het Waasland (Kruibeke, Beveren, Sint-Niklaas, Stekene en Hulst). Het was eerst de dracht van de rijken (platijnen gedragen door de Vlaamse Heren als Filips De Goede), later de hoelbloc of klomp voor de armen. De Wase bolle akkers waren het gedroomd kader om via de klompenmakerij het grote aanbod van wilg en canadabomen (geplant voor het opzuigen van massa’s water) te verwerken. Deze zachte boomsoorten zijn ‘snelgroeiers’ die op 40 jaar volledig volgroeid zijn (ter vergelijking: de eik vraagt de dubbele groeiperiode).

 

Tot 12.000 personen waren in dit ambacht tewerkgesteld. In De Klinge leefde rond de jaren 1920 ongeveer de helft van de bevolking van de klompenmakerij als klompenmaker, verkoper, houtvester, transporteur, enz. Een concentratie die nergens anders werd gehaald. Vaak combineerde men het beroep van klompenmaker met landbouw, café, seizoenarbeider, enz. Uiteraard was smokkelen niet vreemd aan de meeste klompenmakers die zo alle crisissen in de geschiedenis konden overwinnen.

Bron: Folkloregroep De Klomp De Klinge vzw

Klompenmakersfamilie Eric De Keyser

Vroeger verdienden vele streekbewoners hun brood in de klompennijverheid. De eerste statistieken leren ons dat in 1764 de helft van de Belgische klompen in het Waasland werd geproduceerd. Tijdens de negentiende eeuw nam het aantal ‘blokmakers’ geleidelijk toe om in het begin van de twintigste eeuw ongeziene hoogten te bereiken. Zo telde De Klinge in 1920 maar liefst vijftig klompenmakerstallen waarin 200 personen werkten. In het Nederlandse Clinge waren er ook 200 inwoners aan de slag in de klompensector. Verder behoorden ook Sint-Gillis-Waas, Sint-Pauwels en Meerdonk tot de dorpen met de hoogste concentratie klompenmakers van België. Op vele plaatsen in het Waasland waren de akkers omzoomd met canadapopulieren. Die dienden als grondstof voor de massaproductie van de ‘houten schoenen’.

 

Foto: privé collectie Eric De Keyzer

Klompen maken was een harde stiel. De ambachtslui maakten lange dagen en hun winstmarge was klein. Meestal werkten de klompenmakers in ploegen van vier of vijf personen. Iedere werkman had zijn eigen specialiteit en slechts weinigen kenden alle bewerkingen. De kapper maakte uit een blok hout de oervorm van de klomp. Nadien ging de snijder de klomp langs de buitenkant vormen waarna de heulder de binnenkant uitholde. Tot slot moest men de klomp nog afschuren en eventueel beschilderen. Het productieproces van de handgemaakte klomp was dus een vroege vorm van bandwerk.

 

Na de Eerste Wereldoorlog brak ook in de klompennijverheid de mechanisatie door. De klompenmachines maakten het mogelijk om veel sneller te produceren. Wie onvoldoende kapitaal had om in machines te investeren, kon niet meer concurreren. De massa klompen, die in De Klinge en omstreken werden geproduceerd, vonden een afzetmarkt in Duitsland en Nederland. De goede spoorverbinding via de lijn Mechelen-Terneuzen was zonder twijfel een troef voor de export. Maar in de jaren dertig nam Nederland maatregelen om de invoer te beperken. Dit was een zware klap voor onze klompenmakers en vele bedrijven moesten de boeken sluiten. Na een korte heropleving tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte de klomp in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw uit de mode. In 1973 staakte de laatste klompenmaker van De Klinge zijn productie. De lokale ‘Folkloregroep De Klomp’ zet zich sinds 1976 in om het ambacht levend te houden.

 

Foto: privé collectie Eric De Keyzer